Op 19 januari 2022 hebben we (door alle omstandigheden nog steeds online) de eerste RMA bijeenkomst in het nieuwe jaar.

Bart Prinsen, advocaat bij MannaertsAppels, is gespecialiseerd in conflictvoorkoming, beheersing en oplossing in besloten ledenverhoudingen. Hij neemt ons deze avond mee rond het thema “Mediation in de ondernemingsrechtpraktijk: zijn vennoten of aandeelhouders te vergelijken met ouders en de vennootschap met het kind?”

Bart Prinsen

foto Bart Prinsen

Bart is binnen de sectie ondernemingsrecht gespecialiseerd in corporate litigation. Hij richt zijn aandacht op geschillenbeslechting in besloten verhoudingen. Dat wil zeggen: geschillen tussen aandeelhouders, vennoten of leden van een vereniging, coöperatie of vereniging van appartementseigenaren. Daarnaast is Bart actief in de (pre-)insolventiepraktijk. Zijn aanpak laat zich kenmerken door een combinatie van theorie en praktijk: een pragmatische benadering vanuit een dogmatische achtergrond.

In 1995 is Bart gepromoveerd aan Tilburg University, waar hij momenteel het vak ‘Ondernemingsrechtelijke geschillenoplossing’ doceert samen met psycholoog George Smits. In dit vak onderrichten zij studenten met behulp van rollenspellen in interventietechnieken.
Die technieken zijn voor een deel juridisch en voor een deel psychologisch van aard.
Daarnaast doceert Bart ondernemingsrecht aan TIAS School for Business and Society.

Ondernemingsrecht staat niet op zichzelf. Het is onderdeel van het grotere geheel van het vermogensrecht, in het bijzonder het verbintenissenrecht. Dat blijkt al uit het feit dat personen­vennootschappen contracten zijn en dus door het verbintenissenrecht worden beheerst. Maar vennootschappen zijn meer dan contracten alleen. Het karakter van de personenvennootschap als bijzondere door de goede trouw beheerste duurverhouding, als een gebonden gemeenschap met een afgescheiden karakter, heeft ook goederen- en procesrechtelijk implicaties, zeker zodra onder gemeenschappelijke naam wordt opgetreden. En dat heeft omgekeerd weer effect op aspecten van verbinte­nissenrecht. Bijvoorbeeld als het gaat om de vraag of ontbinding van een vennoot­schaps­overeen­komst wegens wanprestatie kan leiden tot ongedaanmakingsverplichtingen. Na zoveel jaar samenwerking.

Binnen het ondernemingsrecht speelt ook op andere wijze de vraag naar de betekenis van het ondernemingsrecht als onderdeel van het grotere geheel. Bijvoorbeeld als het gaat om de vraag naar de mogelijkheid van het dooreenlopen van rechtspersonenrecht en contractuele of consensuele aspecten, een vraag die door de invoering van de flex-B.V. in 2012 extra relevant is geworden. Het betekent bijvoorbeeld dat het Haviltex-criterium op in de statuten opgenomen bepalingen met verplichtingen van verbintenisrechtelijke aard toepasselijk kan zijn, iets wat ten aanzien van statuten van een open beursgenoteerde onderneming minder voorstelbaar is.

Dit lijkt allemaal van theoretische aard. Toch zijn er in de praktijk van het ondernemingsrecht aan deze theoretische beschouwingen heel concrete praktische consequenties verbonden die vooral bij het voorkomen, beheersen en oplossen van conflicten grote betekenis kunnen hebben. Ook voor mediators. Te denken valt aan (dreigende) impasse situaties als gevolg van (dreigende) duurzame ontwrichting van relaties tussen vennoten of aandeelhouders in 50/50 verhoudingen, maar de consequenties spelen in geval van geschillen eigenlijk steeds.

Voor degenen die zich bezig houden met arbeidsrecht of met personen- en familierecht en die geverseerd zijn in mediation en de toepassing van mediationtechnieken, is het ondernemingsrecht hierdoor een bijna onneembare veste geworden. Terwijl er gevallen genoeg zijn waarin degenen die het met elkaar aan de stok hebben zich weinig aantrekken van de traditionele juridische grenzen tussen ondernemingsrecht, arbeidsrecht en personen- en familierecht. Voorbeelden daarvan zijn mislopende bedrijfsopvolgingen in familieverhoudingen, het ontslag van zoons of dochters als bestuurders van de vennootschap of andere interventies door de aandeelhouder(s) die op weerstand stuiten en (v)echtscheidingen waarin ook ondernemingen betrokken zijn.

Wat doe je dan als ondernemings-, echtscheidings- of arbeidsrechtjurist? Waar moet je rekening mee houden? Je wil opkomen voor je cliënt(en) maar als het kan ook bemiddelen of in elk geval een mitigerende rol vervullen. Maar ook moet je rekening houden met de dwingende grenzen van het ondernemingsrecht, maar anderzijds ook met de hierboven omschreven samenloop van rechtsgebieden, alsook met de mogelijkheid dat het voeren van proce­dures alleen al binnen het ondernemingsrecht voor verschillende rechters op heel verschillende grondslagen mogelijk is én met het feit dat alleen al in het ondernemingsrecht niet alle procedures  even consequent op elkaar zijn afgestemd.

Ondernemingsrecht in deze samenhang beschouwd is dus echt een mandarijnenwetenschap. Dit blijkt bij nadere beschouwing ook uit de vraag naar de betekenis van het fenomeen duurzame ontwrichting in al die situaties waar van samenlopende rechts­verhoudingen sprake is. Want wat betekent duurzame ontwrichting in het arbeidsrecht, in het personen- en familierecht, in het personenvennootschapsrecht, in het rechtspersonenrecht, in besloten verhoudingen? In gevallen van samenloop? En zulks terwijl in door duurzame ontwrichting verpeste en dreigend voorgoed verpeste verhoudingen de emoties tegen de plinten opklotsen?

Wat is – àls er nog iets in goede banen te leiden valt – ieders verantwoordelijkheid dan?

Deze voordracht gaat in op deze laatste vraag onder andere aan de hand van het de navolgende  stelling en vragen.

Als vennoten in personenvennootschappen of aandeelhouders in kapitaalvennootschappen te vergelijken zijn met ouders en de vennootschap met het kind, en als de ouders in een (dreigende) (v)echtscheiding terecht komen – waar een vennoten of aandeelhoudersconflict nogal eens op lijkt,

  • hoe dwingend dienen de betrokken vennoten of aandeelhouders zich dan te richten naar het belang van de vennootschap?
  • wat heeft dan voor bestuurders te gelden?
  • op basis van welke normen en grondslagen?
  • over welke acties beschikken dan de betrokken:
    • (meerderheids- en minderheids)aandeelhouders?
    • (individuele) bestuurders?
    • vennoten?
  • welke rol speelt dat het ondernemingsrecht in ruime mate gebruik maakt van open normen en begrippen?
  • verandert het antwoord op deze vragen als de vennootschap in financiële moeilijkheden verkeert?
  • wat heeft voor eventuele toezichthouders te gelden?
  • wat kan de constatering dat sprake is van (dreigende) duurzame ontwrichting betekenen?
  • van welke procedures kunnen betrokkenen gebruik maken om voor hun rechten en belangen op te komen?
  • kan worden opgezegd om tot beëindiging van een relatie te komen?
  • hoe kan worden geadviseerd ter zake het voorkomen van het soort van geschillen waarvan sprake is?
  • welke ruimte biedt de dwingend-wettelijke systematiek voor alternatieve geschillen­oplossing?
  • wat kan binnen de ondernemingsrechtpraktijk van de arbeidsrecht- en personen- en familierechtpraktijk worden geleerd?
  • wat heeft de mediator aan een duidelijk beeld van de antwoorden op deze vragen?